Bent u op zoek naar specifieke informatie?
Gebruik dan het onderstaande zoekveld.
|
Aankomst in het vaderland![]() Modelschip van een fluit, Hoorn, 2001 Het Huijs de Vlotter vertrok op 2 april 1724 van de Kaap en kwam op
5 juli van dat jaar op de Rede van Texel aan. De Equipagecommissie
van de VOC hield aldaar toezicht op de uitrusting van de schepen,
nam de bemanning de eed af of ontsloeg hen daarvan en wachtte
tevens de retourvloot op.
Onder de bewindhebbers van de VOC bevond zich de burgemeester van Enkhuizen, Frederik Lakeman. Ondanks de hulp van Cupido van Bougis moet het zeer aannemelijk worden geacht dat de oude Gietermaker het tweede deel van de terugreis niet heeft overleefd. Er valt in het Enkhuizer archief niets over zijn overlijden te ontdekken. Het scheepsjournaal is helaas verloren gegaan, waardoor het overlijden van een passagier of bemanningslid niet meer te achterhalen is. Op 20 februari 1725 werd er in de gereformeerde Westerkerk te Enkhuizen ‘een bejaerde gewesene slaef’ gedoopt. ‘Bejaerde’ wil in dit geval zeggen dat hij de volwassen leeftijd bereikt had. Hij kreeg bij zijn doop de Hollandse naam, Cornelis Valentijn. Bij de doop was aanwezig Henricus van Schaink, de predikant en hij vertegenwoordigde burgemeester Lakeman. ![]() De doopakte van Cornelis Valentijn, Enkhuizen 20 februari 1725 Cupido van Bougis en Cornelis Valentijn moeten wel één en dezelfde
persoon zijn geweest, gezien de overlevering en het tijdstip waarop
de doop plaatsvond, namelijk een half jaar na zijn aankomst te
Enkhuizen. Vanaf 1725 verschijnt Cornelis Valentijn in de archieven
als lijfknecht van burgemeester
Lakeman.
Gedurende de 16e eeuw was de zwarte bediende in zuidelijk Europa een bekende verschijning. In de 18e eeuw nam men dit over en werd het tot een statussymbool verheven. Het stond voor deftigheid, rijkdom, luxe en connecties met het verre Oosten. |
|